Sturen met je verstand op honderd

Als hij in een file staat, heeft hij ‘m meestal zelf veroorzaakt. Onze Secret Agents redacteur houdt van auto’s, maar auto’s houden niet van hem. Lang, lang geleden kreeg hij op het Circuit van Zandvoort een stoomcursus sturen van race-legende Michael Bleekemolen.

Nu Michael en zijn twee racende zonen, Jeroen en Sebastiaan eerdaags weer terecht kunnen op het drastisch verbouwde circuit van Zandvoort om race-experiences te gaan geven aan het publiek, is het misschien een mooi moment om dat hachelijke avontuur weer op te rakelen.

Boskamp herinnert zich:

Op een zomerse winterdag passeerde ik ternauwernood de hel. Tussen Roosendaal en Rotterdam werd er kilometerslang aan de weg gewerkt. Eigenlijk kun je dat het verkeer niet aan doen, een wegversmalling van drie kwartier (bij een gemiddelde snelheid van zo’n 80 kilometer per uur). Het vergt namelijk een boel concentratie en uithoudingsvermogen om zo lang geen botsautootje te spelen. Zeker die middag. Er waren namelijk een groot aantal automobilisten op de weg die er met hun hoofd niet helemaal bij waren en dachten dat bumper-rijden de fun zou verhogen. Vlakbij Dordrecht ging het daardoor mis. Het gebeurde vier auto’s voor me. Ik zag opeens dat een wagen driftig begon te slingeren. Vervolgens zag ik een Smart gelanceerd worden. Letterlijk.

Kern van het ongeluk

De kleine auto kwam eerst met de neus omhoog en vervolgens los van de grond. Wat er daarna gebeurde, weet ik niet, want ik gaf een ruk aan het stuur, passeerde achterlangs een vrachtwagen en kwam op de uiterste rechter weghelft terecht. Het meest onwaarschijnlijke van de situatie was dat we met zijn allen gewoon door reden alsof wat daar gebeurde nu eenmaal bij het leven van alledag hoorde. Ik keek in mijn binnenspiegel. Voor de plek waar de kern van het ongeluk moest zijn, stonden vrachtauto’s stil. Zodoende kon ik de afloop van het macabere schouwspel niet zien, maar ik was er nauwelijks gerust op dat het met een sisser was afgelopen. Daarvoor zaten er teveel wagens te dicht op elkaar’s lip.

Op de Rotterdamse ring, bij de afslag Den Haag, bonkte mijn hart nog steeds in mijn keel. Dat ik hier nog reed, had met een grote dosis geluk te maken. Ik was plotseling uitgeweken naar rechts. Zonder in mijn binnenspiegel te kijken, zonder me ervan te vergewissen of er geen auto naast me zat. Misschien werd het tijd om mijn kans op overleven op de weg niet meer te laten afhangen van of de Goden met me waren of niet

Vader Michael en zonen Sebastiaan en Jeroen Bleekemolen

Michael Bleekemolen komt zo bij me. Hij moet eerst in het Paddock Café vlak tegenover de Gerlachbocht van het circuit van Zandvoort de deelnemers aan Flying Start toespreken, een driedaagse cursus die in Nederland de beste start is van een race-carrière. Al jaren heeft Michael Bleekemolens Racing School het hoogste slagingspercentage voor de felbegeerde KNAF racelicentie en dat is niet zo verwonderlijk als je weet dat de lessen worden gegeven door instructeurs als Jeroen, Sebastiaan en Michael Bleekemolen en Allard Kallf.

Ongestelde Jane

In zijn speech wordt niet met stroop gesmeerd. Bleekemolen zegt waar het op staat. Er wordt nog te langzaam gereden, te slecht geremd (“Jullie moeten meer spelen met het rempedaal”) en de start ging ook nog niet helemaal lekker. Ik wil een rennie voor mijn maag. Als deze jongens, die serieus willen racen, het al niet goed doen, wat moet hij straks dan wel niet van mij denken als ik als een ongestelde Jane door de Tarzan-bocht kruip?

Aan het slot van zijn betoog worden de bekers voor de beste rijders van de dag uitgereikt. De nummer een is vier jaar verwijderd van het halen van zijn rijbewijs. Broekemans neemt zijn beker verlegen in ontvangst. Wat dat betreft is er in al die jaren niets veranderd. Meer dan 20 jaar woonde ik in Zandvoort. ‘s Winters was het rustig in het dorp, maar soms werd je opgeschrikt door loeiende sirenes van politie-wagens die de 14-jarige joy-rider Jantje Lammers achterna zaten die amper met met zijn hoofd boven het stuur uitkwam. Daar hadden die agenten overigens een zware, zo niet onmogelijke klus aan.

Als Michael met me mee naar buiten loopt, waar de Renault Clio van zijn zoon Sebastiaan staat, een auto die nog niet door heeft wat ‘m straks overkomt, zegt hij: “Racen is niet zo makkelijk. Het is niet voor niks dat ik als ouwe zak nog steeds aan de start verschijn. Er is gewoon weinig echt nieuw talent, ja, dat jochie van daarnet. Maar dat is echt een uitzondering. Toch kunnen ze straks allemaal racen. En daar gaat het tenslotte om.”

Altijd tien voor twee

Bij de wagen gekomen, legt Michael uit dat hij me een soort verkorte compilatie, een ‘best of’ van zijn cursussen geeft, van een stukje verhoogde rijvaardigheid totaan een stukje racen. “Ik kan je onmogelijk alles leren in een middag,” zegt hij. “Voor mij is ook belangrijk om te weten wat je kunt.” Alsof hij mijn gedachten kan lezen, voegt hij eraan toe: “Ik ga er maar vanuit dat je geen talent bent. Dan valt het altijd mee.”

Hij geeft me de sleutels. “Voordat we het circuit op gaan, wil ik eerst even de remproef met je doen. De meeste automobilisten kunnen niet remmen. Tijdens rijlessen wordt het je ook niet geleerd. De kunst is om niet meteen boven op je rem te gaan staan, maar te doseren met het pedaal.” Hij legt me uit dat een auto van de fabriek uit een rembalans heeft meegekregen oftewel de verhouding van remdruk tussen de voor- en achterwielen (meestal 70 % remdruk voor en 30 % remdruk achter). Die rembalans werkt alleen als je niet meteen keihard op je rem gaat staan. Je moet de auto eerst naar voren laten hellen door het pedaal voorzichtig in te drukken om zo het gewicht op de vooras te brengen. Pas dan klopt de fabrieksbalans. “Het wordt natuurlijk anders,” zegt hij. “Als de auto ABS heeft. Dan doet de techniek het werk en dat vergt weer een andere aanpak.”

Als ik op de bestuurdersplek van de Clio zit en hoop dat het me straks niet dun door de broek loopt, waardoor Sebastiaan noodgedwongen een sponsor-contract met een toiletspray-fabrikant moet afsluiten, vraagt Michael om te laten zien hoe ik het stuur vasthoud. Het is bij mij nooit half twaalf en ook geen kwart over één, maar altijd tien voor twee. “Dat doe je in ieder geval prima,” zegt hij lachend. De zitpositie laat ook weinig te wensen over. Een goed hulpmiddel, legt Michael uit, is als je de onderkant van je pols, zonder dat je naar voren gaat zitten, bovenop het stuur kunt leggen. De binnen- en buitenspiegels staan goed. Ik mag gaan.

Massale uitloop

“Rij maar eerst het circuit op,” zegt de meester die naast me zit en via een walkie-talkie contact houdt met de instructeurs langs de baan. Er bevinden zich namelijk nog steeds aspirant-coureurs op het circuit en die willen we niet in de weg zitten. Ik stuur de wagen door de Tarzanbocht. Dit is toch wel een magisch moment. Jarenlang heb ik als onderdeurtje vanaf de veilige kant van het circuit coureurs als Jack Brabham, Graham Hill, Jim Clark, Jochen Rindt, Jackie Stewart en Nikki Lauda voorbij zien komen. Wat ik toen heel erg hinderlijk vond, was dat ze nooit terug zwaaiden naar me. Dat deden ze pas als ze afgevlagd waren, maar toen was ik al met mijn oom en neef, die race-liefhebbers waren, onderweg naar huis om de massale uitloop na de race voor te zijn.

Op de hunserug vraagt Michael of ik wil stoppen. Hier staan de remborden die de afgelegde afstand aangeven. “Rij achteruit,” zegt de opper-instructeur. “En probeer het maar even.” Ik neem een forse aanloop, trap vol op het gas, schakel door in z’n twee en bij het eerst bord sta ik boven op mijn rem. Ik ruik een geur die verraadt dat ik het niet helemaal goed heb gedaan. “Je moet voorzichtiger zijn met de koppeling,” zegt Michael. “Ruik je dat? Als je zo zou racen, zou je al na de eerste ronde in de pits staan.” Ik probeer het nog een keer. Ditmaal gaat het beter. Ik sta ook niet meteen bovenop de rem. Het gekke is dat je denkt dat je verder door glijdt als je meer met het pedaal speelt, maar het scheelt zeker anderhalf rembord.

 

Bleekemolen's raceplanet beschikt over tientallen uiteenlopende race bolides

Bloedserieus gassen

“Als we dit nog meer zouden oefenen,” zegt Michael, “dan kun je de remweg met 30 tot 40 % verkorten.” De volgende hindernis, is de bermproef. Achter de hoofdtribune is een aflopende berm gebouwd. Als je daar in rijdt, ontstaat er een vreemde balans in de auto, die amper op te vangen is. Je komt geheid in een slip terecht en dan is het zaak om het stuur heel snel om te draaien om de auto weer recht te krijgen. Bleekemolen doet het voor. Het lijkt een fluitje van een cent, maar als het mijn beurt is, krijg ik de auto keurig recht, maar wel met de neus de andere kant op. Maar ook hier baart oefening kunst. Na een paar keer raak je gewend aan het vreemde gevoel dat de wagen onder je vandaan glijdt en raak je niet meer in paniek, waardoor er ruimte ontstaat om je hersenen te gebruiken.

Michael vertelt nogmaals dat de cursus Verhoogde Rijvaardigheid veel meer behelst dan alleen maar een rem- en bermproef. Zo hoort er o.a. ook een groot stuk theorie bij, een stuuroefening, bestaande uit een slalom voor- en achteruit, een uitwijkproef en het rijden van de ideale lijn op een gedeelte van het circuit. En nu ik een beetje kan remmen en een heel klein beetje kan bermen, is het tijd om het circuit op te rijden en bloedserieus te gaan gassen.

Michael legt uit dat langs het circuit rode markeringen staan die aangeven waar je moet uitkomen met de wagen. “We gaan even kijken of je iets van de ideale lijn snapt. Je hoeft nog niet snel te gaan, probeer eerst maar even te voelen wat de auto doet.” Daar gaan we. Tarzanbocht, Gerlachbocht, Hugenholz, Rob Slotenmakerbocht, Nissanbocht, Mitsubishibocht, Bosuit, voor mijn gevoel waren er vroeger minder bochten in het circuit en dat kan kloppen, want na een ingrijpende verbouwing in ’89 veranderde het circuit dat van bovenaf gezien op de rustige contouren van Frankrijk leek in iets dat een veel grilliger vorm had.

Boven verwachting

Ik kijk goed in mijn binnenspiegel, want Bleekemolen kan me nog meer vertellen over waar en hoe ik de bochten moet ingaan, als ik een auto in mijn binnenspiegel zie, dan blijf ik met die geringe snelheid alles volgen behalve de ideale lijn. Er staat dan misschien Michael in mijn paspoort, maar mijn achternaam is wel Boskamp en niet Schumacher. Na twee rondjes begin ik er zowaar schik in te krijgen. Het gaat naar mijn gevoel ook boven verwachting. Het mooiste is als de auto uit de bocht komt en je ‘m haast zonder te sturen weer in de juiste baan krijgt. Mijn bijrijder is aangenaam verrast. “Dat doe je opmerkelijk goed,” zegt hij. “Soms duurt het echt een dag voordat een cursist het door heeft. Sommigen leren het zelfs helemaal nooit, maar jij hebt het nu al te pakken.” Hij lacht. “Stel je voor, misschien ga je nog wel racen op je oude dag.”

Op het rechte stuk voor de tribune krijg ik te horen dat ik voorzichtig moet zijn. “Toeter maar even,” zegt Michael. “Je weet het maar nooit. Hier steken altijd instructeurs over. En die jongens zijn niet zo makkelijk te vinden.” Als ik de Tarzanbocht inga, zegt hij opeens: “En nu gaan we rijden. Geef maar meer gas.” Wat doe je als je zoiets te horen krijgt en je rijdt op het circuit van Zandvoort waar je geen last hebt van vrachtauto’s, files en flitspalen? Dan doe je precies wat je opgedragen wordt. Ik trap op het gas en ik begrijp meteen waarom dit de auto van Sebastiaan is. Na een halve ronde vraagt Michael of het misschien een tikkeltje rustiger kan. “Je rijdt sneller dan je denkt,” zegt hij. “Als je zo op de openbare weg zou rijden, dan zou je een boel mede-weggebruikers zien die naar hun hoofd wijzen of hun middelvinger omhoog steken.”

Concentreren op de race

Na verloop van tijd begin ik iets te merken, iets dat alles te maken heeft met mijn rijgedrag op de weg. Ik begin mijn concentratie te verliezen. Ik denk aan wat ik vanavond ga doen. Ik ga genieten van mijn vriendin. Ik zie ook voor me hoe. De ideale lijn ziet er in mijn geest opeens heel anders uit en heeft alles met de maten 90-60-90 te maken. En die gedachtes kan ik op dit moment nou net niet gebruiken. Ik realiseer me met een schok dat ik eigenlijk helemaal niet zo beroerd rij, maar dat het voor mij moeilijk is om me te concentreren achter het stuur. Nadat Michael tot slot nog even laat zien hoe het echt moet (terwijl hij met topsnelheid op de Tarzanbocht af gaat, zegt hij droogjes: “En dit doe ik nu al meer dan 30 jaar.”) is het grote moment aangebroken. De evaluatie.

Zittend op een tafeltje in het Paddock-Cafe vertelt hij nogmaals dat het honderd procent meeviel. “Ik dacht echt dat je heel beroerd zou rijden,” zegt hij. “Daar was ik vanuit gegaan, maar je deed het bijzonder aardig.”

In alle eerlijkheid vertel ik hem wat mijn probleem is. Ergens tussen de Mitsubishibocht en Bosuit kwam ik daar achter. “Tsja,” zegt hij. “Dat is een bekend probleem. Ik heb dat ook. Als ik op het circuit van Monaco rijd, in de stad waar ik een huis heb, dan dwalen mijn gedachtes ook weleens.af. En dan moet ik mezelf ertoe dwingen om me te concentreren op de race.”

Als ik even later in mijn eigen auto op de Zeeweg rijd, richting Haarlem, de weg waar ik mezelf stiekem geleerd heb om de ideale lijn te volgen, vraag ik me af waar die bestuurder aan dacht toen hij achterop de Smart reed. Het is misschien beter om ergens anders aan te denken. Bijvoorbeeld aan waarom de auto die vlak achter me zit met zijn lichten knippert en aanstalten maakt om me rechts te passeren.

#!trpst#trp-gettext data-trpgettextoriginal=13#!trpen#Leave a Comment#!trpst#/trp-gettext#!trpen#

#!trpst#trp-gettext data-trpgettextoriginal=1437#!trpen#Your email address will not be published.#!trpst#/trp-gettext#!trpen# #!trpst#trp-gettext data-trpgettextoriginal=1080#!trpen#Required fields are marked *#!trpst#/trp-gettext#!trpen#

en_GB
#!trpst#trp-gettext data-trpgettextoriginal=3228#!trpen#Scroll to Top#!trpst#/trp-gettext#!trpen#
#!trpst#trp-gettext data-trpgettextoriginal=4#!trpen#Scroll to Top#!trpst#/trp-gettext#!trpen#